Nahid

Op vrijdagmiddag om vijf voor vijf kom je moeizaam binnen, een oudere dame, geflankeerd door twee lieve tienermeisjes en met een verfrommeld briefje in de hand met daarop het adres van ons diaconaal centrum. Vluchtelingenwerk ontfermt zich over jou en gaat op zoek naar een gemeenschappelijke taal om je verhaal te verstaan. Met gebroken Engels, handen en voeten komen ze een heel eind. Ook wordt de tolkentelefoon benaderd. In je eigen taal vertel je wat je op je hart hebt. Aangekomen per boot, door de CIA voor de deur afgezet, je huis in Leiden kwijtgeraakt. En je wil jouw contactpersoon spreken bij Vluchtelingenwerk. Want die gaat jou helpen. Na een uur ga je weer de straat op met bestemming de maatschappelijke opvang.

'Ons bankje'

Als ik de volgende dag even in De Bakkerij moet zijn, zie ik je op “ons bankje” langs het water zitten. Een oplettende en meelevende stadsgenoot zit naast je, notitieboekje en pen in de hand, telefoon in de andere. Ik meng mij in het gesprek en begrijp dat je onder lichte dwang de maatschappelijk opvang bent uitgezet. Je zegt herhaaldelijk dat je op je contactpersoon wacht en kijkt je gesprekspartner dan indringend aan met je donkere ogen.

Als ik op zondag door de stad fiets, zie ik je op een bankje langs de Hooigracht. Je oogt gelaten, eenzaam en tegelijk berustend. 

Maandagochtend ben je terug op ons bankje en lig je te slapen als de meeste medewerkers in ons pand aan hun werkdag beginnen. Een Barmhartige voorbijganger heeft je warm toegedekt met zijn merino-wollen mantel. Hoe symbolisch! Je ontwaakt en neemt dankbaar een kop koffie aan. Met behulp van een vrijwilliger kan ik in je eigen taal met jou in gesprek. Ik ben benieuwd naar jouw verhaal en probeer uit de informatie die jij met mij wilt delen af te leiden waar je hulp zou kunnen krijgen. Zelf ben je zeer gedecideerd – je wacht op dat bankje tot donderdag, want dan is je contactpersoon aanwezig werd jou verteld. En die gaat jou helpen. Ik gooi het over een andere boeg, leg nogmaals de Nederlandse regeltjes uit. Ik zie dat je me hoort en ook dat de informatie niet tot je doordringt. De essentie blijft tussen ons in hangen. Ik bel driekwart dag de sociale partners van de regio af, of hun organisatie misschien een Perzische oudere dame mist die zich niet gemeld heeft. 

Ter Apel: the place to be?

Jouw verhaal blijft ondoorgrondelijk. Tegen het eind van de middag bied ik je vervoer aan naar het station en een treinkaartje naar het aanmeldcentrum in Ter Apel. De plek waar asielzoekers vastlopen, mensen op stoeltjes in wachtruimten doorbrengen of zelfs op straat slapen. Maar daar hebben ze wel toegang tot digitale systemen die misschien een aanknopingspunt kunnen vormen voor een hernieuwde start. Weer kijk je me aan met die donkere blik van je. Je lijkt na te denken en zegt vol overtuiging: NO. Met behulp van de wijkagent kunnen we summiere informatie over je uit het Vreemdelingenregister inzien. De uitkomst is duidelijk: Ter Apel is the place to be! Je wordt begeleid naar het station en met een treinkaartje op zak ga je op pad…

Later die week bereikt ons een bericht vanuit België, waar je uit het ziekenhuis verdween met achterlating van al je persoonlijke eigendommen. En medicatie. Psycholoog, advocaat en huisarts zijn ernstig bezorgd over je. De puzzelstukjes vallen kletterend op hun plaats. 

Nooit aangekomen ... 

Bij navraag blijkt dat je nooit in Ter Apel bent aangekomen….